2
Maar men vindt in de oude geschriften niet alleen, dat de profeet Jeremias de ballingen opdroeg, iets van het vuur weg te nemen, zoals zo juist is vermeld, maar ook, dat de profeet aan de ballingen een wetboek gaf, en hen vermaande, de geboden van den Heer niet te vergeten, en bij het zien der prachtige gouden en zilveren afgodsbeelden hun geweten niet op een dwaalspoor te brengen; en dat hij er onder anderen op aandrong, hun hart niet voor de wet te sluiten. Verder stond er in het geschrift, dat de profeet op goddelijke ingeving bevel had gegeven, hem de verbondstent en de ark achterna te dragen, toen hij de berg besteeg, die Moses was opgegaan, om Gods erfland te zien; en dat, toen Jeremias daar was aangekomen, hij een rotsspelonk vond, waar hij de tent, de verbondsark en het reukofferaltaar liet heenbrengen, en de toegang versperde. En toen enigen van zijn metgezellen er op uittrokken, om zich de weg in het geheugen te prenten, konden zij hem niet meer vinden. Jeremias, die er van hoorde, viel tegen hen uit en zeide: De plek moet onbekend blijven, totdat God zijn volk weer samenbrengt, en zijn barmhartigheid toont. Dan zal de Heer dit alles bekend maken, en zal de glorie des Heren in een wolk verschijnen, zoals zij in de dagen van Moses verscheen, en in Salomons dagen, toen hij bad, dat de tempel in glorie geheiligd zou zijn. Ook werd er in verteld, hoe deze wijze man bij de inwijding en de voltooiing van de tempel een offer opdroeg; 10 hoe er op het gebed van Salomon vuur neerdaalde, dat de brandoffers verteerde, zoals er op het gebed van Moses tot Jahweh vuur uit de hemel was neergedaald en de offergave had verteerd; 11 hoe Moses gezegd had, dat het zoenoffer moest worden verbrand, omdat het niet gegeten mocht worden; 12 hoe ook Salomon een feest van acht dagen heeft gevierd. 13 En niet alleen staat in de kronieken en gedenkschriften van Nehemias hetzelfde vermeld, maar bovendien, dat hij een bibliotheek aanlegde, waarin hij de boeken der koningen en der profeten met de geschriften van David en de oorkonden der koningen over tempelgeschenken bijeen bracht. 14 En nu heeft Judas op dezelfde wijze weer al die boeken verzameld, welke sinds het uitbreken van de oorlog verstrooid waren geraakt. Deze zijn thans in ons bezit; 15 en mocht gij ze nodig hebben, dan kunt ge ze u laten halen. 16 Wij schrijven u, omdat wij het plan hebben opgevat, de reiniging van de tempel te vieren. Want het zou een mooie daad van u zijn, eveneens deze dagen te vieren. 17 Het is God, die zijn gehele volk heeft bevrijd en die aan hen allen het erfland, het koningschap en de tempel heeft geschonken, 18 zoals Hij in de wet had beloofd; van dienzelfden God verwachten wij stellig, dat Hij Zich spoedig over ons zal ontfermen en ons uit de wijde wereld weer bijeen zal brengen op de heilige plaats. Want Hij heeft ons uit grote rampen gered en zijn woonplaats gereinigd! 19 De geschiedenis van Judas den Makkabeër en zijn broers; de reiniging van de verheven tempel met de wijding van het altaar; 20 de oorlogen tegen Antiochus Epifanes en zijn zoon Eúpator; 21 de hemelse verschijningen, die aan de roemrijke en dappere strijders voor het jodendom ten deel zijn gevallen; hun verovering van het gehele land ondanks hun klein aantal; het verjagen van de geweldige legers der barbaren; 22 het weer in bezit nemen van de wereldberoemde tempel; de bevrijding der stad; het weer invoeren van de bijna afgeschafte wetten; de grote goedertierenheid des Heren, die Zich over hen ontfermde: 23 dit alles heeft Jáson van Cyréne in vijf boeken beschreven, en wij willen beproeven, hiervan in één boek een korte samenvatting te geven. 24 Want met het oog op de grote massa getallen, en op de moeilijkheden die het overstelpende materiaal met zich meebrengt, zo men zich in de geschiedbeschrijvingen wil inwerken, 25 hebben wij ons best gedaan, voor het leesgrage publiek een boeiend verhaal te schrijven, en voor de studerenden iets, dat zich gemakkelijk laat onthouden; in één woord: iets nuttigs voor allen, die het in handen krijgen. 26 Toch is het samenstellen van een uittreksel, waarmee wij ons hebben belast, niet gemakkelijk. Integendeel, het is een werk dat veel inspanning en slapeloze nachten kost, 27 zoals het ook voor een gastheer geen gemakkelijke taak is, al zijn gasten tevreden te stellen. Toch willen ook wij ons graag deze moeite getroosten, omdat velen ons daarvoor dankbaar zullen zijn. 28 Terwijl wij dus het nauwkeurig onderzoek van de feiten aan den geschiedschrijver overlaten, besteden wij alle zorg aan een uittreksel, dat aan die eisen voldoet. 29 Gelijk de architect van een nieuw huis voor de gehele bouw heeft te zorgen, terwijl hij, die het moet verfraaien en beschilderen, zich alleen met de passende versiering behoeft bezig te houden, zo is het ook, naar ik meen, met ons het geval. 30 Want het is de taak van den oorspronkelijken geschiedschrijver, de feiten op te sporen, deze van alle kanten te bezien, en de kleinste bijzonderheden nauwkeurig na te gaan. 31 Maar hem, die een overzicht geeft, moet het vrij staan, zich kort uit te drukken, en af te zien van volledigheid in zijn werk. 32 Laat ons nu met het verhaal beginnen; want onze voorrede is reeds lang genoeg. Het zou toch dwaasheid zijn, een uitvoerige inleiding op een geschiedenis te schrijven, en de geschiedenis zelf te bekorten.